Het Ontstaan van de Film

In 1834 vindt William George Horner de zoötroop uit. In een trommel met gleufjes worden een reeks stilstaande beelden aangebracht. Wanneer je de trommel laat draaien en door de gleuven kijkt, lijken de beelden te bewegen.

Een tijdje later, in 1877 vond Emile Reynaud de praxinoscoop uit. Dit lijkt op de zoötroop, maar in plaats van door de gleuven in de wand te kijken, zie je de beelden bewegen met behulp van spiegeltjes in het midden van de trommel.

Voor 1892 kunnen we nog niet echt spreken van film, want de uitvindingen als de zoötroop en de praxinoscoop zijn vrij beperkt. De mens moest zelf nog veel doen om daadwerkelijk een film te zien.

Daar kwam verandering in door de Amerikaanse uitvinder Thomas A. Edison, hij vond de kinetoscoop uit. In een kinetoscoop draait een filmstrook zonder onderbreking rond. De afzonderlijke beeldjes op de filmstrook worden heel kort belicht. Bij deze uitvinding kon je na het inwerpen van een muntstuk bewegende beelden zien.

Toch werd dit nog steeds niet als een echte film beschouwd. De film werd namelijk geboren op 28 december 1895. Toen gaven de gebroeders Lumière in Parijs een voorstelling van geprojecteerde , bewegende beelden. Zij waren de eersten die de filmprojector gebruikten. Om de film te projecteren hadden zij een sterke lamp achter de camera geplaatst en draaiden ze de film af. Deze uitvinding werd de cinematograaf genoemd. Met het apparaat kon men zowel films opnemen en afspelen .
Deze eerste filmpjes waren heel eenvoudig. zoals een voorbij varende boot of wandelende mensen. Ook waren de films nog in zwart-wit en zonder geluid.

de Kinetoscoop